Leg uit dat je bij kolomsgewijs delen de som in stappen opsplitst en op deze manier uitrekent. Je schrijft de som op en zet er een streep onder. Vervolgens kun je een hulprijtje gebruiken van de tafel waar je door moet delen. In dit rijtje hoeven niet alle sommen te staan. Je kunt bijvoorbeeld ook een aantal sommen verdubbelen of halveren, of denk er een 0 achter. Daarna los je de som stap voor stap op door te kijken hoe vaak 26 in 1247 past. Na iedere stap schrijf je op hoeveel je nog overhoudt. Soms houd je nog een getal over dat je niet nog een keer door 26 kunt delen. Dit getal is je rest. Vervolgens tel je alle getallen op die aangeven hoe vaak 26 in 1247 past (40, 5 en 2) en geef je aan hoeveel je nog overhoudt (25). Geef aan dat er soms ook gevraagd wordt naar rest, maar dat er geen rest is. In dat geval schrijf je een 0 op bij rest. Laat de leerlingen een aantal sommen kolomsgewijs oplossen. Laat hen dit op een kladblaadje opschrijven, eventueel met een hulprijtje. Vervolgens gaan de leerlingen in tweetallen oefenen. Ze bespreken met elkaar hoe zij de som kolomsgewijs zouden oplossen. Daarna laat je de leerlingen een aantal sommen kolomsgewijs uitrekenen. Vraag verschillende leerlingen welke stappen zij hebben genomen. Wijs de leerlingen erop om steeds zo groot mogelijke stappen te maken.
Controleer of de leerlingen kolomsgewijs kunnen delen met behulp van de volgende vragen/opdracht:
- Waarom is het handig om kolomsgewijs te kunnen delen?
- Welk hulpmiddel kun je gebruiken bij het kolomsgewijs delen?
- Reken deze som kolomsgewijs uit: 1619 : 80