Tellen met sprongen van 2 en 5 t/m 50
Tellen met sprongen van 2 en 5 t/m 50

Tellen met sprongen van 2 en 5 t/m 50

Open deze lesJe kunt Gynzy gratis uitproberen.

8.000 scholen gebruiken Gynzy

92.000 leerkrachten gebruiken Gynzy

1.600.000 leerlingen gebruiken Gynzy

Algemeen

Leerlingen leren tellen met sprongen van twee en vijf t/m 50.

Belang

Bespreek met de leerlingen dat het belangrijk is om te kunnen tellen met sprongen. Het is bijvoorbeeld handig als je bij grote aantallen snel wilt weten hoeveel je hebt.

Introductie

Laat de telrijen zien en laat de leerlingen sprongen van twee maken. Vul de ontbrekende getallen in.

Instructie

Laat met behulp van een getallenlijn de sprongen van twee en vijf tot en met 50 zien. De sprongen zijn steeds aangegeven met oranje getallen. Vervolgens oefen je klassikaal met het maken van sprongen van twee. Benadruk dat de leerlingen goed moeten kijken naar het startgetal. Daarna oefen je klassikaal met het maken van sprongen van vijf, waarbij je vraagt wat de ontbrekende getallen zijn. Vervolgens deel je getalkaartjes uit van 20 tot 50, zowel even als oneven getallen. Laat de leerlingen een rij vormen van vier leerlingen, waarbij sprongen van twee worden gemaakt (bijvoorbeeld 22 - 24 - 26 - 28 of 41 - 43 - 45 - 47). Geef de leerlingen nieuwe getalkaartjes. Gebruik alleen tienvouden en vijfvouden, zoals 20, 30, 25 en 35. Laat de leerlingen nog een keer een rij vormen van vier leerlingen. Oefen daarna met het terugtellen met sprongen van 2 of 5. Ook hierbij staan de sprongen steeds aangegeven met oranje getallen. Oefen klassikaal met het maken van sprongen van 2 en 5. Laat daarna de ballen zien en geef aan dat deze in de juiste volgorde gezet moeten worden. Sleep de ballen naar de juiste plek en vraag welke ontbrekende getallen moeten worden ingevuld. Tot slot laat je een spaarvarken en een kort verhaal zien. De leerlingen moeten aangeven welk bedrag je hebt nadat je twee muntjes van 2 euro weg hebt gegeven.

Controleer of de leerlingen heen en terug tot 50 kunnen tellen in sprongen van twee en vijf met de volgende opdrachten:
- Maak een sprong van twee. Je begint bij 27.
- Maak een sprong van twee. Je begint bij 50.
- Maak een sprong van vijf. Je begint bij 35.
- Maak een sprong van vijf. Je begint bij 20.

Inoefening

De leerlingen oefenen eerst met verder of terugtellen met sprongen van 2 met visuele ondersteuning. Daarna oefenen ze met sprongen van 5, waarbij ze de telrij moeten invullen.

Afsluiting

Je bespreekt met de leerlingen nog eens dat het handig is om te kunnen tellen met sprongen van twee en vijf. Daarna controleer je of de leerlingen dit kunnen aan de hand van het spel 'hot ball' met sprongen van vijf tot en met 50. De leerlingen mogen achter hun stoel gaan staan. Je noemt een getal en zegt heen of terug en gooit vervolgens de bal naar een leerling. De leerling moet de bal vangen en binnen 3 seconden het juiste antwoord geven. Vervolgens gooit hij de bal door naar een volgende leerling. Lukt het de leerling niet om op tijd te antwoorden, dan is die af en moet diegene gaan zitten. Laat vervolgens de leerlingen in tweetallen sprongen van twee maken op een getallenlijn. Een leerling draait een getalkaartje om. Dit is het startgetal. Vervolgens tekenen beide leerlingen één sprong vooruit en achteruit. Laat hen controleren of ze op dezelfde getallen uitkomen.

Aandachtspunten

Leerlingen die moeite hebben met het tellen van sprongen van twee en vijf, kunnen extra oefenen de telrij. Laat ze vervolgens doortellen met stappen van twee of vijf en dat getal omcirkelen. Vervolgens doe je dit ook terug in sprongen van twee of vijf.

Instructiemateriaal

Een balletje en getalkaartjes.

Over Gynzy

De digitale oplossingen van Gynzy zijn altijd een waardevolle aanvulling voor jouw basisschool. Versterk je onderwijs met kant-en-klare lessen, activiteiten en hulpmiddelen. Hiermee bespaar je tijd die je weer in kunt zetten waar het er echt toe doet: voor de klas. 

Gynzy geeft leerkrachten weer tijd om les te geven.

Naar de Gynzy homepage

Ga aan de slag met Gynzy!