Kennen van de tijdsduur van een seconde

Algemeen

Leerlingen leren referentiematen van een seconde.

Belang

Bespreek met de leerlingen dat het handig is om te weten hoelang een seconde duurt, zodat je de tijdsduur van een activiteit kunt bepalen. Je kunt bijvoorbeeld inschatten dat het uitspreken van het getal 21 ongeveer één seconde duurt.

Introductie

Geef aan dat jullie hardop tellen van 21 naar 30. Geef aan dat de leerlingen bij iedere tel een andere houding moeten laten zien. Kunnen ze in zo'n korte tijd steeds een nieuwe houding bedenken?

Instructie

Geef aan dat één seconde even lang duurt als het zeggen van het woord eenentwintig. Benadruk dat een seconde dus erg snel voorbij is. Laat dit zien met de zandloper. Vraag of de leerlingen denken dat ze één seconde hun adem in kunnen houden en gebruik hiervoor ook de zandloper. Vraag de klas of zij voorbeelden kunnen bedenken van activiteiten die ongeveer één seconde duren. Laat daarna een aantal activiteiten zien die op het digibord staan. Als de leerlingen denken dat de activiteit langer duurt dan één seconde, gaan ze staan met hun armen in de lucht. Als ze denken dat het ongeveer één seconde duurt, blijven ze zitten. Laat tot slot nog een aantal activiteiten zien en vraag of deze activiteiten langer of ongeveer één seconde duren.

Om te controleren of de leerlingen referentiematen van een seconde kennen, kun je de volgende vragen stellen:
- Waarom is het handig om te weten hoelang een uur duurt?
- Wat duurt ongeveer één seconde?

Inoefening

De leerlingen oefenen eerst of iets langer of korter duurt dan één seconde. Vervolgens moeten ze aangeven of de activiteit, langer of ongeveer één seconde duurt. Tot slot geven ze aan of de activiteit langer, korter of ongeveer één seconde duurt.

Afsluiting

Je bespreekt met de leerlingen nog eens dat het handig is als je weet hoelang een seconde ongeveer duurt. Laat vervolgens een aantal activiteiten zien. Bij het eerste vak met activiteiten moeten leerlingen aangeven welke activiteiten korter duren dan één seconde. Als de activiteiten langer duren, dan zet je een kruis door de activiteiten. In het tweede vak zet je een kruis door activiteiten die langer of korter duren dan één seconde en in het derde vak zet je een kruis door activiteiten die korter duren dan één seconde.

Aandachtspunten

Wanneer leerlingen moeite hebben met wat een seconde is, kun je herhalen dat een seconde ongeveer even lang duurt als het zeggen van het woord eenentwintig. Geef eventueel nog meer voorbeelden van activiteiten die ongeveer één seconde duren.