8.000 scholen gebruiken Gynzy
92.000 leerkrachten gebruiken Gynzy
1.600.000 leerlingen gebruiken Gynzy
Je activeert de voorkennis door de kommagetallen op volgorde van klein naar groot te slepen.
Hoe bepaal je wat groter is: 0,7 of 0,77?
Benoem het lesdoel en het belang van de les. Bespreek dat sommige breuken en kommagetallen dezelfde waarde hebben, bijvoorbeeld 0,7 en 7//10.
Leg uit dat breuken en kommagetallen getalwaardes zijn die een deel van een geheel weergeven, zoals een deel van een taart, een deel van een euro of een deel van een kilogram.
Bedenk een situatie waarin je breuken of kommagetallen gebruikt.
Wat is de grootste breuk met een 1 als teller? ( 1//2 )
Bespreek vervolgens het schema met omzettingen van breuken en kommagetallen. Deze breuken en kommagetallen leren de leerlingen uit het hoofd, zoals de helft, een derde, een vierde en een achtste. Bij de breuken en kommagetallen die je niet uit je hoofd weet, kun je de omzetting berekenen via de breuk of het kommagetal die je wel uit je hoofd weet. Het kommagetal bij 0,6 kun je bijvoorbeeld uitrekenen door 1//5 (0,2) te vermenigvuldigen met 3. Laat de leerlingen hiermee oefenen.
Welk kommagetal hoort bij 6//10 ? (0,6) Wat valt je op? (Deze hoort ook bij 3//5 )
Welk kommagetal past ongeveer bij 1//6 ?
Ga hierna in op het plaatsen van kommagetallen en breuken op de getallenlijn. Eerst bepaal je hoeveel streepjes er op de getallenlijn staan. In het voorbeeld staan 10 streepjes. De getallenlijn loopt van 0 tot 1, dus elk streepje is een sprong van 0,1 ofwel 1//10. Laat de leerlingen oefenen met het aflezen van de verschillende getallenlijnen.
Welke breuk past bij label B?
Vereenvoudig de breuk die past bij label B zo ver mogelijk.
Controleer of de leerlingen begrijpen hoe ze kommagetallen en breuken op de getallenlijn plaatsen door te vragen om de foute labels aan de getallenlijn te verbeteren.
Bespreek de voorbeeldopgaven om de leerlingen een beeld te geven van wat ze kunnen verwachten in de verwerking. Leerlingen die de verlengde instructie niet hoeven te volgen, gaan zelfstandig aan de slag met de verwerking van de les en de taak.
Herhaal het omzetten van breuken en kommagetallen. Bespreek dat de leerlingen een aantal van deze omzettingen uit hun hoofd leren. Bij de breuken en kommagetallen die je niet uit je hoofd weet, kun je de omzetting berekenen via de breuken en kommagetallen die je wel uit je hoofd weet. Het kommagetal bij 2//5 kun je bijvoorbeeld uitrekenen door 0,2 ( 1//5 ) te vermenigvuldigen met 2. Laat de leerlingen hiermee oefenen.
Ga hierna in op het plaatsen van kommagetallen en breuken op de getallenlijn. Eerst bepaal je hoeveel streepjes er op de getallenlijn staan. In het voorbeeld staan 4 streepjes. De getallenlijn loopt van 0 tot 1, dus elk streepje is een sprong van 0,25 of 1//4. Laat de leerlingen oefenen met het aflezen van de verschillende getallenlijnen.
Welk kommagetal past bij label A?
Je controleert of de leerlingen het lesdoel begrijpen door te vragen welke stappen je zet om te bepalen welke breuk en welk kommagetal het vraagteken op de getallenlijn weergeeft. Daarna slepen de leerlingen de juiste hooibaal naar de bijbehorende koe. Het label van de koe geeft weer welke hooibaal bij de koe hoort.
De digitale oplossingen van Gynzy zijn altijd een waardevolle aanvulling voor jouw basisschool. Versterk je onderwijs met kant-en-klare lessen, activiteiten en hulpmiddelen. Hiermee bespaar je tijd die je weer in kunt zetten waar het er echt toe doet: voor de klas.
Gynzy geeft leerkrachten weer tijd om les te geven.