8.000 scholen gebruiken Gynzy
92.000 leerkrachten gebruiken Gynzy
1.600.000 leerlingen gebruiken Gynzy
Je activeert de voorkennis door de leerlingen te laten bedenken om welke dag van de week het gaat.
Noem een ander raadsel met dagen.
Benoem het lesdoel en het belang van de les. Bespreek dat je het aflezen van een kalender nodig hebt om te weten wanneer het schoolreisje naar de dierentuin gepland staat.
Leg uit dat een maandkalender een overzicht van de dagen in 1 maand geeft. Je kunt data in een maand aangeven door een cirkel om een dag te zetten.
Noem een andere maand.
Welke maand komt voor en na mei?
Vervolgens vertel je welke maanden er in een jaar zitten en op welke volgorde deze staan.
Vertel dat de dikgedrukte getallen de dagen van de maand waar het om gaat aangeven. De andere getallen geven nog een aantal dagen van de maand voor en na de maand waar het om gaat aan. Vervolgens leg je uit dat je in een maandkalender ook kunt zien op welke dag een datum valt. Leg uit dat je hiervoor naar links op de kalender moet kijken. Oefen vervolgens met het bepalen van welke dag er bij een omcirkelde datum hoort.
Daarna wordt er geoefend met het bepalen van andere data aan de hand van een gegeven datum. Vertel dat je goed moet bedenken hoeveel dagen je vooruit of terug moet. Wanneer het om een dag eerder gaat, moet het getal van de datum kleiner worden. Als het om een datum vooruit gaat, moet het getal van de datum groter worden.
Hoeveel dagen zitten er in de maand maart?
Hoeveel volle weken zijn er al in maart geweest als het 21 maart is?
Controleer of de leerlingen begrijpen hoe je een maandkalender afleest door te vragen wat er mis is gegaan met het aflezen van de datum op de maandkalender.
Bespreek de voorbeeldopgaven om de leerlingen een beeld te geven van wat ze kunnen verwachten in de verwerking. Leerlingen die de verlengde instructie niet hoeven te volgen, gaan zelfstandig aan de slag met de verwerking van de les en de taak.
Herhaal hoe een maandkalender is opgebouwd aan de hand van de maandkalender van september. Laat eerst zien hoe de kalender eruitziet. Ga daarna in op de dagen die op de maandkalender te zien zijn en licht toe waarom er ook andere dagen te zien zijn. Hierna leg je uit hoe je erachter komt welke dag er bij een datum op de maandkalender hoort. Oefen vervolgens met het bepalen op welke dag een datum valt.
Daarna wordt er geoefend met het aflezen van de maandkalender en het bepalen welke dag of datum het een dag eerder of later was. Vertel dat je goed moet bedenken hoeveel dagen je vooruit of terug moet. Wanneer het om een dag eerder gaat, moet het getal van de datum kleiner worden. Als het om een datum vooruit gaat, moet het getal van de datum groter worden.
Welke datum is het 1 dag later dan de omcirkelde datum in juli?
Je controleert of de leerlingen het lesdoel begrijpen door te vragen wat de leerlingen over het aflezen van een maandkalender hebben geleerd. Vraag of de leerlingen uit kunnen leggen waarom er meer dan 31 dagen op de kalender van mei te zien zijn. Daarna worden 3 extra data gezocht en omcirkeld. Uit de 4 omcirkelde data ontstaat een vorm. Laat de leerlingen in tweetallen bepalen welke vorm er ontstaat.
De digitale oplossingen van Gynzy zijn altijd een waardevolle aanvulling voor jouw basisschool. Versterk je onderwijs met kant-en-klare lessen, activiteiten en hulpmiddelen. Hiermee bespaar je tijd die je weer in kunt zetten waar het er echt toe doet: voor de klas.
Gynzy geeft leerkrachten weer tijd om les te geven.