Rekenen met meerdere eenvoudige bewerkingen

Algemeen

De leerlingen leren te rekenen met meerdere eenvoudige bewerkingen.

Belang

Het is belangrijk om te kunnen rekenen met meerdere eenvoudige bewerkingen, omdat je zo bijvoorbeeld kunt uitrekenen wat het totaalbedrag is.

Introductie

De leerlingen maken de sommen met de deeltafels.

Instructie

Leg uit dat er afspraken zijn gemaakt om sommen met meerdere bewerkingen goed op te kunnen lossen. Eén van die afspraken is dat × en : voor + en - gaan. Laat de voorbeeldsom: 6 × 30 + 4 × 100 zien. Dus in deze som reken je eerst de keersommen uit en pas daarna tel je de getallen bij elkaar op. Laat de volgende som zien en lees het verhaal. Benadruk dat de leerlingen goed moeten kijken welke getallen ze nodig hebben uit het verhaal en hoe vaak het nodig is. Laat zien welke getallen er nodig zijn om op de som 3 × 80 + 2 × 30 uit te komen. Benadruk dat ze overdag vliegen, dus ze hebben geen kosten voor het avondeten in het vliegtuig. Reken vervolgens de som uit door eerst de keersommen op te lossen en vervolgens de uitkomsten bij elkaar op te tellen. Vervolgens maak je samen met de leerlingen de som van Harry en zijn vrienden. De leerlingen maken de volgende sommen met eenvoudige bewerkingen zelfstandig.

Controleer of de leerlingen kunnen rekenen met meerdere eenvoudige bewerkingen, door de volgende vraag te stellen:
- In welke volgorde reken je een som uit met ×, : , + en - ?

Inoefening

De leerlingen maken opgaven in verhaalvorm.

Afsluiting

Bespreek nogmaals het belang van het kunnen rekenen met meerdere eenvoudige bewerkingen. Vervolgens kun je de leerlingen in tweetallen laten werken om de twee sommen met meerdere bewerkingen op te lossen. Bij de eerste som moeten ze zo goedkoop mogelijk uitkomen. Bij de tweede som moeten ze aangeven wat het verschil is tussen het duurste 3-gangenmenu en het goedkoopste.

Aandachtspunten

Laat leerlingen die moeite hebben met het rekenen met eenvoudige bewerkingen, eerst oefenen met het halen van de juiste getallen uit het verhaal. Laat ze eerst los de sommen van elkaar oplossen, bijvoorbeeld eerst 3 × 10 = 30 en 4 × 10 = 40. Vervolgens zet je deze sommen in één som: 3 × 10 + 4 × 10 =