8.000 scholen gebruiken Gynzy
92.000 leerkrachten gebruiken Gynzy
1.600.000 leerlingen gebruiken Gynzy
Je activeert de voorkennis door de tijden op de analoge klokken te koppelen aan de digitale tijden. Sleep de puzzelstukken met de digitale klokken naar de juiste analoge klokken.
Bedenk een andere tijd op de digitale klok waarbij het ook 5 minuten voor half 5 is.
Benoem het lesdoel en het belang van de les. Bespreek dat het handig is om de tijd op een digitale en analoge klok te kunnen aflezen. Zo kun je de tijd op je horloge vergelijken met de digitale tijd bij de bushalte. Hierdoor weet je of je op tijd bent voor de bus.
Herhaal dat je de minuten op een analoge klok afleest door te kijken naar de kleine strepen. Ga daarbij in op de positie van de wijzers bij tijden voor en over het hele en halve uur.
Bespreek vervolgens hoe je de tijden voor en over het hele en halve uur afleest op een digitale klok. Zo is een tijd waarbij de minuten tussen de 46 en 59 staan een tijd voor het hele uur. Bespreek dit ook voor de andere tijden. Geef aan dat je bij de minuten voor het hele uur telt hoeveel minuten het nog duurt voordat je bij de 60 minuten bent, oftewel wanneer de minuten op 00 staan. Bij de minuten voor het halve uur tel je hoeveel minuten het nog duurt voordat de minuten op 30 staan.
Daarna geef je aan dat een digitale klok lage en hoge tijden weergeeft, waardoor je aan de tijd kunt zien of het ochtend, middag, avond of nacht is. Benadruk dat een digitale klok na de 12 verder telt met 13, 14 enzovoorts.
Oefen vervolgens met het invullen van de juiste dagdelen en met het aflezen van de tijden op de digitale klok. Bij hoge tijden kun je eenvoudig bepalen welke tijd erbij hoort, door van de hoge uren 12 uur af te halen. Dus 14 - 12 = 2 uur.
Welke minuten op een digitale klok geven aan dat het voor half is? (16 tot en met 29 minuten)
Bedenk een tijd waarbij het een aantal minuten voor half in de avond is.
Vervolgens lezen de leerlingen de tijden af op de analoge klok. Vul dit in en sleep de digitale klokken naar de juiste vakken.
Controleer of de leerlingen begrijpen hoe je tijden met minuten afleest en koppelt door te vragen of de uitspraak klopt. De eerste digitale klok geeft een andere tijd aan: 4 voor half 5.
Bespreek de voorbeeldopgaven om de leerlingen een beeld te geven van wat ze kunnen verwachten in de verwerking. Leerlingen die de verlengde instructie niet hoeven te volgen, gaan zelfstandig aan de slag met de verwerking van de les en de taak.
Leg uit dat bij een digitale klok het getal voor de dubbele punt de uren aangeeft en het getal erna de minuten. Bespreek de tijden voor en over het hele en halve uur. Benoem daarbij welke minuten voor welke tijden staan:
- over: 1 tot en met 14 minuten
- voor half: 16 tot en met 29 minuten
- over half: 31 tot en met 44 minuten
- voor: 46 tot en met 59 minuten
Vervolgens bespreek je hoe je aan de hand van digitale tijden het dagdeel kunt bepalen en oefenen de leerlingen hiermee.
Laat daarna de leerlingen aangeven welke tijden op de digitale klokken staan en verbind de digitale klok aan de analoge klok die dezelfde tijd weergeeft door een lijn te tekenen.
Wat is een verschil tussen de analoge en digitale klok? (Bij een digitale klok kun je het dagdeel bepalen.)
Je controleert of de leerlingen het lesdoel begrijpen door te vragen hoe ze de tijd op de analoge klok koppelen aan de digitale klok. Daarna klik je op de husselknoppen en laat je de leerlingen een digitale tijd opschrijven met deze getallen. Ze bespreken in tweetallen welke tijden ze hebben opgeschreven.
Gynzy maakt onderwijs makkelijker én leuker. Versterk je onderwijs met kant-en-klare lessen, activiteiten en hulpmiddelen. Hiermee bespaar je tijd die je weer in kunt zetten waar het er echt toe doet: voor de klas.
Gynzy geeft leerkrachten weer tijd om les te geven.