Groep 5, Blok 2, Week 3, Les 13

Groep 5, Blok 2, Week 3, Les 13

Open deze lesJe kan Gynzy gratis uitproberen.
Teacher
Kids

8.000 scholen gebruiken Gynzy

92.000 leerkrachten gebruiken Gynzy

1.600.000 leerlingen gebruiken Gynzy

Introductie

Je activeert de voorkennis door te oefenen met kilogram. Laat de leerlingen benoemen en aanklikken wat ongeveer 1 kilogram is.

Aan wat voor voorwerp denk je bij 1 kilogram?

Benoem het lesdoel en het belang van de les. Bespreek dat je door te wegen erachter kunt komen hoeveel gram de appels wegen en of je genoeg appels hebt voor de appeltaart.

Instructie

Je legt uit dat gram en kilogram maten zijn om gewicht mee weer te geven. Een gram is minder dan een kilogram. 1 kilogram is 1000 gram. 1 gram is een theelepel met suiker en 1 kilogram is een pak suiker. De afkorting van gram is g en van kilogram kg.

Bedenk een situatie waarbij het handig is om te weten hoe zwaar iets is.
Is een kilo veren net zo zwaar als een kilo hout?

Laat de leerlingen vervolgens oefenen met hoeveel gram de voorwerpen ongeveer wegen en welke voorwerpen zwaarder dan of even zwaar zijn als 1 gram.

Geef een ander voorbeeld van een voorwerp dat ongeveer 1 gram weegt.
Waar denk je aan als je moet inschatten hoe zwaar iets is?

Groep 5, Blok 2, Week 3, Les 13
Leg uit dat je voorwerpen kunt wegen op een weegschaal. Er zijn analoge weegschalen en digitale weegschalen. Bij analoge weegschalen geeft een wijzer het gewicht met strepen aan. Elke streep is evenveel gram waard. De digitale weegschaal geeft het gewicht met getallen aan. De digitale weegschaal begint op 0 en loopt op naar het juiste gewicht. De digitale weegschaal meet preciezer dan de analoge weegschaal.
Wat een weegschaal meet dat verschilt per weegschaal. Zo weegt een personenweegschaal kilogram en een keukenweegschalen gram.
Groep 5, Blok 2, Week 3, Les 13
Door voorwerpen te wegen weet je hoe zwaar of licht een voorwerp is. Je kunt dan ook het gewicht van voorwerpen vergelijken.
Laat de leerlingen vervolgens oefenen met het aflezen van de weegschalen en het wegen van voorwerpen.

Wat vind je het makkelijkst om af te lezen de analoge of digitale weegschaal? Waarom?
Welke weegschaal vind je nauwkeuriger? Leg uit waarom.

Controleer of de leerlingen begrijpen hoe je de analoge en digitale weegschaal kunt aflezen door te vragen hoe je de verschillende weegschalen afleest.

Verwerking

Bespreek de voorbeeldopgaven om de leerlingen een beeld te geven van wat ze kunnen verwachten in de verwerking. Leerlingen die de verlengde instructie niet hoeven te volgen, gaan zelfstandig aan de slag met de verwerking van de les.

Verlengde instructie

Je herhaalt dat gram en kilogram maten zijn om gewicht mee weer te geven. Een gram is minder dan een kilogram. 1 kilogram is 1000 gram. 1 gram is een theelepeltje met suiker en 1 kilogram is een pak suiker. Er zijn analoge weegschalen en digitale weegschalen. Bij analoge weegschalen geeft een wijzer het gewicht met strepen aan. Elke streep is evenveel gram waard. De digitale weegschaal geeft het gewicht met getallen aan. De digitale weegschaal begint op 0 en loopt op naar het juiste gewicht.
Laat de leerlingen daarna oefenen met welke voorwerpen zwaarder dan of even zwaar zijn als 1 gram en het wegen van voorwerpen.

Zoek 2 voorwerpen in de klas waarvan je denk dat het 1 gram en 1 kilogram weegt. Zijn de voorwerpen zwaarder of lichter dan je dacht?

Afsluiting

Je controleert of de leerlingen het lesdoel begrijpen door te vragen of ze alles op dezelfde weegschaal kunnen wegen. Vraag ook wat je in gram weegt en wat je in kilogram weegt. Daarna bedenken de leerlingen waar de wijzer van de weegschaal hoort te staan. Sleep de wijzer en de toverdrankjes naar de weegschaal.

Over Gynzy

Gynzy maakt onderwijs makkelijker én leuker. Versterk je onderwijs met kant-en-klare lessen, activiteiten en hulpmiddelen. Hiermee bespaar je tijd die je weer in kunt zetten waar het er echt toe doet: voor de klas. 

Gynzy geeft leerkrachten weer tijd om les te geven.

Naar de Gynzy homepage

Ga aan de slag met Gynzy!