Kennen van de seizoenen

Algemeen

Leerlingen leren wat de seizoenen zijn.

Belang

Bespreek met de leerlingen dat het belangrijk is om de seizoenen te kennen, zodat je de volgorde van de seizoenen weet en zodat je weet bij welk seizoen een bepaalde activiteit hoort.

Introductie

Vraag aan de leerlingen welke seizoenen ze kennen. Vraag ook of zij een favoriet seizoen hebben en waarom juist dat seizoen hun favoriete seizoen is.

Instructie

Laat de verschillende seizoenen zien en noem deze hardop. Geef aan dat er vier seizoenen in een jaar zitten. Na de winter begin je weer met het begin van de seizoenen: bij de lente. Laat de afbeeldingen zien en vraag welke spullen bij de lente horen en welke bij de zomer. Sleep de spullen naar het juiste vak. Herhaal dit ook voor de herfst en de winter. Vervolgens leg je uit dat je één seizoen verder in de rij telt om te weten welk seizoen er direct na komt. Wanneer je bij de winter bent, begin je opnieuw met tellen bij het eerste seizoen: de lente. Oefen klassikaal met de seizoenen die direct op elkaar volgen door de vragen te beantwoorden. Leg daarna uit dat je één seizoen terug moet tellen in de rij om te weten welk seizoen er direct voor zit. Als je bij de lente bent, tel je terug vanaf het einde van de seizoenen: de winter. Laat een aantal stellingen zien en bespreek met de klas of de jongen gelijk heeft of niet. Laat de leerlingen uitleggen waarom een uitspraak niet klopt. Daarna oefenen de leerlingen met het in de juiste volgorde zetten van de seizoenen. Sleep de afbeeldingen naar het juiste vak en de namen van de seizoenen naar de juiste lijnen. Tot slot oefenen de leerlingen met het bepalen welk seizoen bij een maand hoort. Zet de seizoenen in het juiste vak.

Om te controleren of de leerlingen de seizoenen kennen, kun je de volgende vragen stellen:
- Waarom is het handig om de seizoenen te kennen?
- Welke seizoenen ken je?
- Welk seizoen is het nu? Welk seizoen komt er direct voor en er direct na?

Inoefening

De leerlingen oefenen eerst met het koppelen van afbeeldingen aan de seizoenen. Vervolgens geven ze aan welke maand er direct voor zit en tot slot zetten ze de seizoenen in de juiste volgorde.

Afsluiting

Je bespreekt met de leerlingen nog eens dat het belangrijk is om de seizoenen te kennen. Als afsluiting draai je een keer aan het rad. De leerlingen tekenen vervolgens iets kenmerkends dat hoort bij het seizoen er direct voor en er direct na.

Aandachtspunten

Wanneer leerlingen moeite hebben met het kennen van de seizoenen, kun je de volgorde van de seizoenen herhalen. Laat eventueel een liedje horen en laat de leerling hiermee oefenen om de volgorde van de seizoenen te onthouden. Laat aan de hand van de rij met seizoenen en pijlen zien welk seizoen direct voor of direct na een ander seizoen komt.