Leerlijn Taal
Grammaticale kennis ⟩Werkwoorden
Voltooid deelwoord I
1F 6,7,8
Toelichting
Het voltooid deelwoord wordt gebruikt bij de voltooide tijd, dit betekent dat iets al gebeurd is. Een voltooid deelwoord begint meestal met ge~ (bijvoorbeeld: gerend en gepraat). Als een werkwoord al begint met be~, ver~, ont~ of her~ dan komt hier niet nog eens ge~ voor (vertellen → verteld en ontwikkelen → ontwikkeld).
Voltooide deelwoorden van zwakke werkwoorden eindigen op een ~d of ~t. Je vormt een zwak werkwoord dus meestal met ge~, de ik-vorm en ~d of ~t. Om te bepalen of je ~d of ~t op het eind schrijft, kun je het woord in de verleden tijd zetten en luisteren wat je hoort (maken → maakte → gemaakt en belonen → beloonde → beloond). Voor de zekerheid gebruik je ‘t kofschip-x, zoals beschreven in het doel ‘t Kofschip-x. Staat de laatste letter van de stam van het werkwoord in ‘t kofschip-x dan schrijf je een ~t, anders schrijf je het voltooid deelwoord met een ~d.
Maken → stam = mak → k staat in ‘t kofschip-x → voltooid deelwoord = ge~ ik-vorm ~t = gemaakt
Belonen → stam = belon → n staat niet in ‘t kofschip-x → voltooid deelwoord = be~ ik-vorm ~d = beloond
Sterke werkwoorden krijgen als ze een voltooid deelwoord worden vaak ~en op het eind, je schrijft dan op wat je hoort.
Voltooid deelwoorden worden in een zin altijd ‘geholpen’ door een ander werkwoord, een hulpwerkwoord genoemd. Het hulpwerkwoord is een vorm van zijn, hebben of worden. Het hulpwerkwoord is de persoonsvorm in de zin. Dit is het woord dat zich aan het onderwerp aanpast.
Ik heb de brief gelezen.
Wij hebben de brief gelezen.
Heb en hebben zijn de persoonsvormen, dit zijn de hulpwerkwoorden. Gelezen is het voltooid deelwoord.
Noud is gestruikeld.
Noud en Mo zijn gestruikeld.
Is en zijn zijn de persoonsvormen, dit zijn de hulpwerkwoorden. Gestruikeld is het voltooid deelwoord.
Bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoorden worden behandeld in het taaldoel Bijvoeglijk gebruik van onvoltooid en voltooid deelwoord. De dubbelvormen voltooid deelwoord – tegenwoordige tijd worden nog tegen elkaar afgezet in het spellingplusdoel Gelijkklinkende werkwoorden vdw. – t.t.. Voltooid deelwoorden van woorden met een stam op ~d, ~t, ~v of ~z worden nog expliciet behandeld in Voltooid Deelwoord II.
Voorbeeld
Schrikken → Wij zijn gisteren geschrokken van het slechte nieuws. Hulpwerkwoord: zijn, voltooid deelwoord: geschrokken
Voetballen → Zij wordt gebeld door ome Jo. Hulpwerkwoord: wordt, voltooid deelwoord: gebeld
Steppen → Sten is gisteren naar opa toe gestept. Hulpwerkwoord: is, voltooid deelwoord: gestept
Klaren → Antoine heeft de klus geklaard. Hulpwerkwoord: heeft, voltooid deelwoord: geklaard