Leerlijn Taal
Grammaticale kennis ⟩Woordsoorten
Werkwoord
1F 4,5
Toelichting
Het werkwoord beschrijft wat iets of iemand doet of gedaan heeft, of wat er gebeurt of gebeurd is. Ze beschrijven de handeling of toestand of welk proces in de zin centraal staat. De werkwoorden van een zin bepalen de tijd waarin het gebeurt. Gebeurt het nu (tegenwoordige tijd), gebeurde het toen (verleden tijd) of gaat het in de toekomst gebeuren (toekomende tijd)?
Voorbeeld
Blazen, vragen, voetballen, klussen, dromen, vallen, staan
Hebben, willen, kunnen, gaan
Zijn, worden, blijven, heten, schijnen